vrijdag 20 april 2018

Jurkje


Op de eerste warme lentedag van het jaar zal het er dan toch van moeten komen: de lange broek, het veilige t-shirt met lange mouwen, trui, vest, sokken en korte laarsjes gaan uit. Er kan een jurkje aan. Tja. Meteen maar een best blote, dan hebben we het maar gehad. Ik heb ‘m vorige zomer al van oudste dochter gekregen, hij was haar te groot. Maar ik heb hem nog nooit gedragen. In dit huis heb ik geen passpiegel, alle spiegels tonen mijn bovenste helft, dus voor het hele plaatje ben ik afhankelijk van het oordeel van de man in huis.

‘Staat dit?’
‘Ja geweldig! Leuk! Zit ook lekker zeker?’ Die laatste toevoeging had nu net niet gehoeven. Maar hij draait om me heen, trekt de jurk van achteren nog even recht en bekijkt me goedkeurend. Wel een beetje alsof hij me voor het eerst weer ziet, uitgepakt en wel.
‘Ik bedoel, ik kan hier zo wel mee naar de bakker, het is niet gek ofzo?’ Sinds alles wat is gaan hangen en verkleuren op allerlei nu meedogenloos aan het daglicht blootgestelde plekken ben ik meer van de koude maanden gaan houden. Met onverwoestbare loyaliteit zegt hij dat ik er prachtig uitzie. Misschien nog wat wit, maar dat trekt vanzelf bij. Zelf begeeft hij zich grotendeels in de schaduw en is binnen drie dagen hazelnootkleurig, wat tegenwoordig prachtig staat bij zijn zilverwitte haardos, bij mij duurt dat allemaal een stuk langer.
In de badkamer kijk ik mismoedig naar de rimpels in mijn bovenarmen. Ook al die levervlekjes op handen en armen en tegenwoordig ook op m’n benen, waar is dat allemaal goed voor? Ik bedoel, het is zo jammer dat het leven leuker wordt bij het stijgen van de jaren (en dat vind ik echt) maar je uiterlijke verschijning daar geen gelijke tred mee houdt. Je haar kleuren, ook zo’n puntje. Nu ben ik nog niet echt helemaal grijs, meer het type zilveren draden tussen het goud. Een keer of twee, drie keer per jaar laat ik m’n haar verven, maar het laatste jaar twijfel ik of ik dat nog moet doen. Zeg nou zelf, vaak is het heel lelijk, zo’n stevig bruin geverfde haardos bij een tamelijk kleurloos, rimpelig gezicht. Tegelijkertijd wil ik er ook nog niet aan, aan die peper-en-zoutfase. Ik ben er hier net een beetje aan gewend mezelf zonder make-up aan de wereld te tonen. En die te lange pony die me voortdurend in de ogen waait heb ik nu à la Ans Marcus strak achteruit getrokken. Met een haarband. Dus voor mijn eerste trip buitenshuis in een jurkje moet ik toch even mijn gezicht opzetten. Routineus zijn mijn ogen binnen drie minuten van oogmake-up en mascara voorzien en kleur ik mijn lippen rood. Zo. Ik ben er nog. Want dat is natuurlijk wel de politiek correcte gedachte die op al dit ijdele gezanik hoort te volgen. Maar soms…….



zondag 8 april 2018

Rommelseizoen





Het rommelseizoen is weer begonnen. In Frankrijk brengt men zijn overtollige spullen niet naar het Goed of een andere kringloopwinkel, men verkoopt ze gezellig zelf op straat. Op de Vide Grenier (maak je zolder leeg) en de Foire à tout (markt voor iedereen) wordt er, meestal op zondag, voor weinig een paar vierkante meter gehuurd en volgepleurd met inderdaad grotendeels rommel. Er zijn ook Brocante markten, daar proberen de mensen spullen die ze op de vide greniers kochten, wat opgepoetst en van een nieuw laklaagje voorzien vervolgens voor 15x zoveel te verkopen. Dat zagen we in maart in St. Pierre-sûr-Dives, waar er in het prachtige middeleeuwse marktgebouw iedere eerste zondag van de maand zo’n markt is en daarnaast ook nog een hele serie winkels hun spul aan de man trachtte te brengen. Behalve het prijspeil is het grote verschil dit: op de vide grenier heeft doorgaans iedereen plezier en op de brocante markt wordt er door de kooplui alleen maar gemopperd. ‘Men koopt niet, men vindt alles te duur, het is niet meer wat het geweest is’ ga zo maar door. Leuk, als je daar als bezoeker je ogen streelt met het moois dat ze te koop hebben. Maar ja, die prijzen hè? Inderdaad is het leuker om dat snoezige tafeltje op wieltjes zelf op een foire à tout te vinden en dan op te knappen. Voor 3 euro. Nou, vooruit, 5. Maar niet voor 45 euro kant-en-klaar aan te schaffen.

Tegelijk met die rommelmarkt, waarvan de huuropbrengst meestal voor het Comité de Fête is maar soms ook voor een goed doel, zoals de brandweer of slachtoffers ergens van, is er natuurlijk te eten en te drinken. Lauwe, meestal héle vieze koffie, allerlei frisdranken maar natuurlijk komt men voor de goedkope drank. Al vroeg wordt er genoten van de Rosé Pamplemousse, een geaccepteerd drankje voor tussendoor, alvorens aan het serieuzere werk van het apéro te beginnen. De standhouders  krijgen van de organisatie ook een drankje aangeboden. Er wordt frites gebakken én wat ons opvalt: tegenwoordig wordt het er standaard bij geserveerd: mayo! Dat hebben die Hollanders dan toch maar mooi voor elkaar gekregen. Wij weten wel wat lekker is.

Hoofd Zooi en ik beschouwen het als hobby, het bezoeken van rommelmarkten. We rijden er rustig een kilometer of 80 voor op een zondag, want we bezoeken er meestal een paar. We kijken in het oranje gidsje, we nemen eerst de grootste en kijken dan wat voor tijd erover blijft voor de rest. Vandaag deden we het ietsje anders en gingen we eerst naar Broglie want dat lag op de route naar de volgende markt. We waren nog maar vijf stappen op de markt toen ik iets interessants zag: een brommerscooter in 1:12.

Nu gebeurt er dit: je hebt er werkelijk nooit één seconde aan gedacht een brommerscooter voor je poppenhuis te willen parkeren, maar nu je hem hier ziet staan voel je pas wat je al die tijd gemist hebt. ‘Deze brommerscooter hoort voor mijn huis te staan.’ Hij kost 4 euro, ik mompel wat onverschillig, bied 3. De verkoopster kijkt zuinig, wij tellen het geld alvast uit. Ze knikt. Ik krijg er nog een bubbeltjesplastic zakje bij om hem in te doen.

Hierna was ook gelijk mijn geld op dus gingen we eerst pinnen. Weer terug zagen we nog een nieuwe keukenkraan, maar daar bleek een essentieel onderdeel van te missen (altijd even goed zo’n ‘spiksplinternieuwe’ doos nakijken hebben we geleerd) maar verder was er niets van onze gading. We gingen naar het volgende dorp, Marolles. Daar zouden 90 kramen zijn.  Er waren er acht. Er was een mevrouw met een tafeltje met spullen waar ze op gele postits de prijzen van had opgeschreven. Zodat ze niet met je hoefde te praten, zeg maar. In een stevige jas gewikkeld keek ze straal een andere kant op. ‘Ik zit hier niet, ik heb níets te koop.’ Ze had twee boerenbont soepkoppen (le lot 3 euro), dat vond ik wel wonderlijk om die in zo’n Normandisch dorp aan te treffen en die had ik wel willen kopen voor schoonzus, die dat servies heeft. Maar bij zoveel afweer durfde ik  geen gesprek met de verkoopster aan te gaan. Deze markt kreeg een 3. De route naar de volgende was mooi, dat pik je dan toch maar weer even mee. In Grand Camp was ook niks van onze gading. En de frites die ze daar hadden lag lauw in bakken op klanten te wachten. Ook een 3. Dus gingen we maar thuis een stokbroodje vloeiendrijpe camembert eten. En als bonus ook nog voor het eerst in een aangenaam zonnetje op ons eigen terrasje.
Geen patat met worst (en mayo) gekocht, geen olielamp, geen hamerboormachine, geen keukenkraan, één brommerscooter gescoord en verder dus helemaal niks, eigenlijk hadden we deze ochtend alleen maar geld verdiend. Zo'n conclusie vormt altijd weer een goed uitgangspunt voor de volgende marktbezoeken!   


donderdag 5 april 2018

Weer chez nous




We waren een dag of zestien in NL. Ik was uitgenodigd samen met twee andere lokale auteurs een boekpresentatie te geven, dus gingen we wat eerder terug dan de bedoeling was. Laat ik maar zeggen dat het een gezellige middag was en dat we een aantal mensen blij gemaakt hebben. Ik had er in ieder geval geen spijt van, dat we een dag eerder terug waren. Behalve dat het ‘nemen van Antwerpen’ op een dag door de week een schier onmogelijke opgave is geworden.


Rond ons pied-à-terre het Bakhuusje was het aanvankelijk stervenskoud. Een restantje Russische Beer meende juist toen wij er waren weer langs te moeten komen. Zelfs in zo’n klein huisje had de cv er best een hijs aan de boel aangenaam te houden. En dan was het in het begin ook nog schipperen met de ruimte. Daar word ik erg ongeduldig van, dus gingen we voortvarend aan de slag om ons tiny house optimaal in te richten voor een probleemloos verblijf. Dat lukte. Het was zelfs een dag warmer dan 10 graden en dus kon ik de rabatdelen zwart verven tot de verf op was. Ook plaatste D. een schutting, mooi met de bocht mee en zo ontstond er een fraai terras, waar we paaszaterdag lekker buiten hebben geluncht met nagenoeg het hele gezin. En bij het Paasvuur was het ook heel gezellig. Na nog het 50jarig verjaardagsfeestje van de buurvrouw mee gevierd te hebben zat ons verblijf er weer op. Dit keer mocht de caravan volgeladen mee. Dat betekent wel een aanmerkelijk langduriger reis, want echt boven de 100 kom je niet uit. Een eind achter een vrachtwagen hangen is vaak verstandiger, zeker met forse tegenwind. Want natuurlijk bereik je voeger of later je bestemming, tenminste als er zich geen calamiteiten voordoen. En hoe lang je erover doet, is eigenlijk al geen issue meer. Daar stel je je op in.


Vandaag de boel uitgepakt en ondertussen gewerkt aan P&M 155. Wilde allemaal niet zo vlotten als ik dat wou. Soms heb je van die dagen dat je ’s ochtends wakker wordt en eigenlijk meteen al weet: dit gaat ‘m vandaag niet worden. Tikje katterig, na al die drukte nu weer de complete rust. Nou ja, de wind gierde om het huis, het was weer ouderwets koud en het hout in de chaudière wilde eerst voor geen meter branden. De was hing ik buiten op met tintelende vingers van de kou. Onze jongste Smous, Ronja, was dekrijp en het was zaak haar voortdurend in de gaten houden, want ze wou op zoek naar een gewillige reu, dus moest het hek gesloten blijven. Gelukkig had ze veel afleiding aan Tess, de hond van B(r)oer, die op visite kwam en ook loops bleek. Ze hebben vast van elkaar genoten.


Ik ging maar eens buiten wat doen, volgens D. besteed ik 60% van mijn tijd voor een beeldscherm. Vind ik zelf ook niet fijn, maar ja. Ik plantte de frambozen die ik gekregen had van D. en M. en rommelde wat in de tuin. Het is echt een narcissenfeestje, onze tuin. De bollen komen ieder jaar met meer op, dit in tegenstelling tot wat je tegenwoordig koopt en na drie jaar voorgoed verdwenen is. We gingen even dag zeggen bij B(r)oer, die was moe en de kou en de natheid zat. Er is bijna geen voer meer voor de koeien, op de veel te natte weilanden groeit het gras onvoldoende, het stro is op of kost kapitalen.


En dan zit ik te miepen in mijn fleecetrui, bodywarmer en vilten sloffen met genoeg te eten en te drinken en een inmiddels weer gloeiende chaudière, waar ik net de avondmaaltijd op bereid heb. Ok. Klaar met piepen. Strak een Netflixje kijken, voetjes gestrekt op de poef. Morgen is er weer een nieuwe dag! En een zonnige, is ons beloofd.


Ook (een van) mijn boeken lezen? Hier vind je ze!

Een jaar op proef

Een jaar in Normandië -slot-

Weer terug in La Noblet na bijna zes weken Nederland voelt als thuiskomen. Net zoals het voelt als we in Nederland in ons Bak...