Uit een ooghoek zag ik iets langs het raam vallen en toen ik
opstond en naar buiten keek, wriemelde er even iets in het gebladerte van de
hortensia’s. Toen was het stil. Ik ging kijken wat het was en ja hoor: dode
merelvrouw nummer drie. De eerste vond ik in de border, de tweede was me weken
geleden rakelings gepasseerd toen ik in de tuin aan het werk was. Ze plofte levenloos
uit de lucht naast me neer. Ook die leek, net als deze jonge dame, in volle vlucht getroffen te zijn door een acute
hartstilstand. De oogjes nog helder, het snaveltje dicht, het lijfje warm
in mijn handen (ik had al rubberen handschoenen aangetrokken) maar toch echt
dood. Een slachtoffer van de merelziekte, die kennelijk flink huishoudt onder
deze vogelsoort. En wat doe je dan met zo’n lijkje?
Als B(r)oer onderweg een verkeersslachtoffer tegenkomt stopt
hij als het kan om het beest van de weg in de berm te trekken. ‘Dan zeg ik even
een paar woordjes. Gewoon, zodat hij veilig in de hemel komt.’ Nee, mijn
broertje is geen alledaagse persoonlijkheid. Hij kan ook zeer ontroerd raken
van een piepklein vliegje dat over zijn arm loopt. ‘Dat heeft dan toch maar een
hartje en een stofwisseling en oogjes, dat is toch geweldig!’ Hij is het type
dat een slak op een andere plek in de tuin zet in plaats van er korte metten
mee te maken. Hij heeft een tot aan de hoogste rechterlijke macht verbeten strijd
gevoerd tegen het systematisch uitroeien van runderhorzels. Franse veeboeren
werden daartoe verplicht, jaren geleden. Hij heeft zijn zaak verloren. Maar hij
kreeg geen straf. Zijn argument, dat er
voor ieder dier een plek in de cirkel van het leven is viel uiteindelijk in
goede aarde. Maar wel alleen op zijn bedrijf. En veel last van runderhorzels
had hij niet, want alle omringende veeboeren spoten natuurlijk wel en roeiden zo
een hele diersoort uit.
Die cirkel is natuurlijk al lang niet meer rond, maar toch. Ik
bedoel, wij hebben onlangs ook een paar wespennesten laten verdelgen (“98% talkpoeder,
mevrouw”) en we hebben twee batterij gestuurde vliegenmeppers in huis om lastige
beestjes te verkolen. En er hoeft maar één mug in de slaapkamer te zijn of al
het licht gaat aan en de jacht wordt in gezet. Met alle mogelijke middelen.
Intussen stond ik nog steeds met die merel in mijn handen.
Een kuil in de kneppelharde Normandische kleigrond graven was geen optie. Het
beest ergens tussen de struiken gooien evenmin: onze jachthonden weten zo’n
prooi feilloos te vinden. Bovendien, het was een aangetast dier, ik vond dat
zij uit de cirkel moest.
Ik heb haar in het ‘overig afval’ gedaan. In de biologisch
afbreekbare vuilniszak die zelf eerder verteert dan dat de vuilniswagen
langskomt, dus die zak heb ik nog maar even weer in een andere plastic zak
overgedaan. Morgen gaat ze bij de weg. Wat er hierna met haar gebeurt hoef ik
niet te weten. Maar ik heb wel even zacht ‘goede reis, lieve merel’ tegen haar
gefluisterd, voordat ik de zak dichtbond. En dat heb ik dan toch maar weer
opgestoken, van die broer van me!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten