Op het platteland heb je te maken met allerlei kruipend,
vliegend, sluipend en zwemmend gespuis. Veel mag blijven, maar soms moet je ook
tot harde maatregelen overgaan. In ons geval betreft dat de diersoorten wespen
en hoornaars wegens allergie voor de steek van deze verder nuttige ‘dames’
(maar daar hebben we dit jaar helemaal geen last van) en muizen. Tenminste, de
muizen die bij ons in huis wonen en ons ’s nachts wakker maken met hun
uitbundig lawaaiige, in sneltreinvaart uitgevoerde charges op de zoldervloer.
Ze komen ook wel buiten, bijna al onze gasten hebben ze over het hek zien
rennen en ze broodkruimels gevoerd in het vogelhuisje. De kleine loedertjes
zijn er ook een keer in geslaagd in het voorjaar in de afgesloten privékast te
komen en hebben daar ALLES wat er stond aangeknaagd en volgepiest en - gepoept.
Een hele dag had ik nodig om alles op te ruimen en toen stonk het nog.
Sindsdien gaat alles in plastic containers. En misschien (ik hoop het) waren dat andere muizen.
Maar goed, de muizen die op zolder wonen zijn adorable om te zien. Als je boven komt
met een mand wasgoed gaan ze er eens goed voor zitten op een balk, hun
glanzende kraaloogjes alert op je gericht. Kom je te dichtbij, dan zijn ze in
een picoseconde drie meter verder, maar blijven evengoed belangstellend toekijken,
hun stereotype lange staart met aan het eind daarvan een pluim om zich heen
gevouwen. Een paar jaar geleden troffen we in oktober nesten aan, gebouwd van
steenwol en hooi en om het maar eerlijk te zeggen, van mijn favoriete vest dat
vergeten een paar maanden over de waslijn gehangen had. Weg ermee, met die
nesten. Pas toen gingen we op internet zoeken waar we nu eigenlijk mee te maken
hadden en bleken het loirs, relmuizen, te zijn, behorend bij de slaapmuizenfamilie die
van oktober tot april in winterslaap gaat en daarom ook wel zevenslaper genoemd
wordt. We hadden die beesten dus op wrede wijze hun slaapkamers ontnomen. Voor
we weer vertrokken legden we nieuwe stukken hooi en steenwol klaar, maar ze zijn
die winter zeker elders gaan slapen, want in het voorjaar lag alles er nog
onaangeroerd bij.
Deze zomer hebben we ze al vaak gehoord. We vragen ons wel
af wat ze, behalve feestvieren, op zolder te zoeken hebben, want er is niks te eten. Maar we hebben een vreemde stroomstoring en het zou zomaar kunnen dat zo’n relmuis zijn
tandjes in een kabel gezet heeft. Je hebt toch ook boommarters die hele
automotoren onklaar weten te maken? En onze winterkleding hangt er, onbeschermd
aan een rek. Andere kwetsbare kledingstukken en beddengoed ligt allemaal
opgeborgen in van die containers waar je tuinstoelkussens in opslaat.
We staan een tijdje te kijken bij de muizen- en rattenvallen
in de Bricomarché. Er is een ruim aanbod aan moordlustig materiaal. Ik zie zo’n
zevenslaper al half doormidden gekliefd, overal darmpjes, bekje open in een
laatste vertwijfelde piep, tongetje eruit, die uitpuilende, bruine oogjes. Ik
ben nu eenmaal een beelddenker. Voor die teergevoelige zielen heeft de
commercie natuurlijk ook een optie: een kooitje met een klapdeurtje. Stukje
camembert aan een touwtje erin, klapdeurtje op scherp, muis denkt ‘Ha, kaas’,
loopt naar binnen, neemt een hapje, nog één en KLATS, deurtje dicht. En ja, als
je hem dan buiten hebt vrijgelaten is hij alweer eerder thuis dan jij.
En zo hoorden we het vanmorgen ook letterlijk gebeuren,
tegen 7 uur pas. Hoofd Operatie Relmuis kwam triomfantelijk met het kooitje
naar beneden. Een tijdje hebben we de geschrokken jongeling (het was geen baby,
maar ook nog geen volwassen relmuis) bekeken. Van schrik deed hij een heleboel
poepjes. Op weg naar de markt hebben we hem op een kilometer van het huis in
het struikgewas losgelaten. Nu bleef hij echt niet even gezellig naar ons
zitten kijken, hij wist wel beter.
Het is natuurlijk geweldig inconsequent. Onze beide Smouzen gaan
bijna dagelijks op jacht en komen met een bek vol muis binnen. We prijzen ze
daarvoor. We hebben ook overwogen de dames een nachtje op de zolder te laten
doorbrengen. Of een kat bij B(r)oer te lenen. Maar het is bij overwegingen
gebleven. Ze mogen zelfs niet eens de trap op.
Op Wikipedia lees ik dit: De relmuis gold
bij de Oude Romeinen als een lekkernij. De dieren werden gehouden en vetgemest in
potten, gliraria genaamd. Als de dieren vet genoeg waren, werden ze
gelakt met honing of gevuld met varkensvlees, gebraden en opgegeten. Tot
vandaag worden relmuizen gegeten in Slovenië en Kroatië.
Tja. Dat is ook nog een optie, van de nood een deugd maken.
Maar ook niet helemaal mijn ding, in dit geval. Ik ga ‘m straks weer
neerzetten, de val, nu met een stukje Comté erin. En dan laat ik dat kleine lastpakje los bij de
andere en dan zoeken ze het maar lekker samen uit, daar in de wildernis, waar
ze tenslotte echt thuis horen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten