zaterdag 29 september 2018

Overal beessssstjes





Vanmorgen deed ik mijn ogen open en zag dat het plafond overdekt was met zwarte rondjes, een paar millimeter groot. Ik knipperde eens flink met m’n ogen maar ze zaten er nog steeds. Bij nader onderzoek (zo handig een bioloog in huis te hebben) bleek het om de invasieve soortgenoot van ons eigen ‘Bête de bon dieu’ te gaan, het Japanse lieveheersbeestje. Wel in piepkleine uitvoering, wat bemoedigend is: kevertjes zijn altijd in één keer klaar, groeien niet meer en als ze zo klein blijven is hun einde in het verkeerde werelddeel nabij en dan kunnen die van ons de boel weer overnemen.


Want wat hebben we veel beestjes. Enorme (kelder)spinnen, vliegen, bijen en wespen in allerlei soorten en maten, prachtige kolibrivlinders, vlinders in het algemeen. En tipuliden. In deze tijd van het jaar kruipen die gammele grote muggen, die eigenlijk nergens anders toe dienen dan er gewoon te zijn, uit de grond. Ik heb een enorme hekel aan die stakerige griezels met hun onuitstaanbaar mooie naam. Ze houden er erg van in huis te zijn, dus trek je de gordijnen dicht, dan fladderen er gelijk drie, vier, uit. Echt een beetje fatsoenlijk vliegen kunnen ze niet.  Ze gaan bij voorkeur aan het plafond hangen, zodat ze zich zodra jij het licht uitdoet kunnen laten vallen en in je nek en in je neus kruipen. In hun ondergrondse larvenstadium zijn ze ook nog eens een behoorlijke pest, want ze eten graswortels en kunnen je hele gazonnetje naar de knoppen helpen. Eenmaal veranderd in mug, is de langpoter alleen maar aanwezig om zich voort te planten en als vleermuizenvoer te dienen. Maar ja. In het kader van All things bright and beautiful gedogen hem. Hij is er maar even, maar dit jaar wel in groten getale.

Ook grappig is dat wij een soort pratend luik hebben. Er zitten één of twee vleermuizen achter en die maken vreemde, krakende geluiden, soms in grote opwinding. Ik doe het luik maar niet open (of dicht, het is maar hoe je het bekijkt). We hebben ook ergens een slang en ooit waren er hagedissen, maar die hebben we al jaren niet meer rond het huis gezien. Als er geen vee is lopen er reeën en er zijn wilde zwijnen: eentje kwam eens voorbij gedaverd, er werd vast jacht op hem gemaakt en aangezien er op B(r)oers land niet gejaagd mag worden, vond hij hier een veilig heenkomen. Dit jaar was er voor het eerst een fazantenfamilie met zeker zes grootgebrachte jongen. Waarschijnlijk een paartje gevormd door overlevers van de uitgezette fazanten voor de jacht. 


Inmiddels hebben we dertien eikelmuizen gevangen in de vangkooi (gemiddeld om de dag één) en gisteren liep er opeens eentje in de tuin. Hij had het kenmerkende laconieke van ‘wie doet me wat’ over zich, kuierde wat door het gras, kroop door het gaas, klom als een eekhoorntje in een conifeer en werd toen gegrepen door onze Hollandse Smous Ronja. Onmiddellijk ontstond er een strijd op leven en dood tussen D., de hond en de muis. Ronja peinsde er niet over zich haar prooi te laten ontfutselen, D peinsde er niet over om een van zijn geliefde muizen door de hond te laten afslachten en brulde ‘Laat Los’, de muis piepte zo hard als hij kon, wat zo allemaal bij elkaar toch wel een bijzonder tafereel opleverde. Tenslotte won D., zoals het hoort, de hond diep beledigd achterlatend. De muis zat nog een tijdje geschokt na te piepen in het struikgewas en toen werd het
 stil.  Hoe dan ook, ze gaan al bijna in winterslaap om dan pas begin april weer wakker te worden. Er hebben zich vast al een paar in het steenwol genesteld, want de laatste dagen blijft de camembert in de vangkooi onaangeroerd. Alle elektrakabel op zolder is afgedekt met muizengaas en er zijn gaten in de vloeren gedicht met cement. Kosten noch moeite zijn gespaard de muizen buitenshuis te houden.  Maar als het gaat over man en muis, dan weet ik wel wie de uiteindelijke winnaar is. En dat geldt eigenlijk voor alle beestjes. Daarom kunnen we ze toch maar beter te vriend houden.

 



zondag 16 september 2018

Patrimoine





De Openmonumentendagen in Frankrijk heten de ‘jours de patrimoine’. Het klinkt een beetje 'vaderlands,' dat woord, maar het betekent eigenlijk niets anders dan in NL. We hebben het hier over cultureel erfgoed en dat komt ook tot uiting in het bezoek dat we deze ochtend brengen aan de ‘ferme d’antan’ in Rai. 364 dagen van het jaar staat deze grote met gemeenschapsgeld  gerestaureerde boerderij met zeker vijf opstallen, een op hout gestookte broodoven, vele landbouwwerktuigen en een museumwinkel waar niets te koop is, leeg een heleboel geld te kosten. Eén dag van het jaar kun je de ferme gratis bezoeken en zijn de stallen en het land gevuld met voornamelijk bejaarde vrijwilligers die ons met de beste bedoelingen uitleggen en laten zien hoe het er vroeger aan toe ging in zo’n gemeenschap. Ons eigen huis maakte overigens ook deel uit van zo’n gehucht. Daar is bijna niets meer van over.

Bij aankomst kijkt één vriendelijk geüniformeerd persoon even in je tas en dan stap je honderd jaar terug in de tijd, zeker wij vanochtend want B(r)oer, Schoonzus en ik we waren onfrans vroeg op pad. We hadden nl ook een afspraak voor le repas du midi en D. mocht een rondvluchtje maken met Gaetan in zijn ultralight vliegtuigje! Die was dus niet mee naar Rai. 



Het was een prachtige ochtend, de nevel was nog maar net opgetrokken in de vallei bij Rai, er was een hoop te zien en B(r)oer leerde voor het eerst van zijn leven verse roomboter te maken. Dat bleef hangen, natuurlijk, dus dat opende ook direct perspectieven. De demonstraties met die ontroerend grote paarden, de Percherons, vind ik altijd het allermooiste. Als er ergens Percherons te zien zijn, ben ik er ook. Het is een soort knuffelpaard, zichzelf er absoluut niet bewust van dat hij 1000 kg weegt en daar heel wat mee zou kunnen uitrichten - ware het niet dat hij gewoon doet wat zijn baas tegen hem zegt. Meestal.  Er was wel een stuk akker aangeplant met aardappels, wortelen, kolen en pompoenen en de paarden waren ingespannen om de aardappels te rooien. Achter de machine raapten een stuk of acht mensen, jong en oud, de aardappels en lieten daarmee direct zien hoe het boerenbedrijf vroeger zoveel meer mensen aan het werk had dan nu het geval is. Dit beeld en de stap naar een door één persoon aangedreven aardappelrooimachine is bijna niet voor te stellen. Mij hoor je niet zeggen dat het vroeger beter was, maar of dat nu wel zo is, wordt onderhand ook steeds lastiger te verdedigen.



Met onvoorstelbare snelheid zaten een paar dames te kantklossen, het blijft raadselachtig om te zien hoe ze de spelden verplaatsen en er weer een klosje overheen gooien. In een belendend kamertje probeerde een andere mevrouw een jonge blom uit te leggen hoe ze op vier naalden moest breien. Er waren mannen die over de natuur vertelden en kinderen konden kleien en mozaïeken. We bekeken de landbouwdieren en ik vond het kippenras dat chocolade-eieren legt! Tegen twaalven moesten we toch echt weg, maar aangezien schoonzus een paar broden mee wilde nemen en die op waren, moesten we tijdens het wachten maar alvast een apéro nemen. Zelfs een bekertje cider hakt er op dat tijdstip aardig in, dus toen we eenmaal het gloeiend hete brood in een papieren zak meekregen braken we ook gelijk maar even een stuk van de korst af. Er is eigenlijk bijna niks lekkerder dan dat. 

Na een copieus en uiterst gezellig middagmaal reden tegen vijven weer naar huis. Het was weer een memorabele dag. Een pareltje erbij, aan de ketting.



maandag 10 september 2018

Bol



Jean is geboren en getogen in het huis waarin hij nu 86 jaar woont, waarvan 65 jaar met Marie. Zij kwam uit een dorp hier zeven kilometer vandaan.  Ze spraken daar met nét een beetje een ander accent, maakten de cider nét even anders, maar deze verschillen bleken overbrugbaar. Naast elkaar zitten ze aan de keukentafel te stralen. Het leven is niet altijd goed voor ze geweest, maar ze zijn er nog en zijn heel monter. We zitten er al een half uur voor we koffie krijgen. De meegebrachte stroopwafels vallen in goede aarde. Bij het tweede kopje bieden ze ons er nog één aan. Ik kijk met een schuin oog naar de klok, want ik bemerk enige onrust: het is al kwart voor twaalf, we moeten gaan, rond midi moet de warme hap op tafel staan. Met veel gezoen en geknuffel en gezwaai nemen we afscheid. Onze lunch bestaat uit een stokbroodje camembert en gebakken ei, met een kop thee of glas vruchtensap erbij. Daar zijn we max twintig minuten mee bezig, dan kunnen we weer doorrrr! 


Toen Mathilde en een paar van haar vrienden een paar jaar geleden bij ons in NL op visite waren en wij de ontbijttafel gedekt hadden met brood en hagelslag, bekeek de visite misprijzend hun koffiemok. Men haalde opgelucht adem toen ik met een bol, een kom, aankwam. De café-au-lait werd overgeschonken, voorzichtig sneed Mathilde een bruine boterham in vier reepjes en besmeerde ze met boter, waarna het reepje brood in de mok gedoopt werd, wat een behoorlijke kliederboel werd maar àlà. Met grote ogen keek ze naar de chocoladehagelslag die D. kwistig over zijn boterham strooide. Voor tussen de middag hadden we een lunch bedacht in een pannenkoekenrestaurant, dan was er tenminste iets betaalbaars warms te eten. En gelukkig eten we ’s avonds al nooit voor 19.00 uur, maar nu moesten we het stamppotbuffet na een uitgebreide apéro toch uitstellen naar een uur of half 9. Tenslotte rolden we uitgeput na een hele dag Frans praten en proberen te verstaan in bed.

In Frankrijk volgen we het nieuws via NOS.nl en leren dat Zweden weer meer ultrarechtse stemmers heeft. Iedereen valt over elkaar heen om te roepen hoe verkeerd dat allemaal is. Niemand lijkt in staat in te zien en te erkennen dát er verschillen tussen samenlevingen zijn en dat het een hele toer blijkt daarmee goed om te gaan. Dat het misschien verstandig is de ‘onderbuik’gevoelens van de inheemse bevolking nu eens serieus te nemen, zonder direct beticht te worden als nazist en fascist. Want dat die gevoelens er zijn, mag best erkend worden.

Denemarken lijkt een land te zijn waar het probleem niet meer zo zwartwit benaderd wordt. Daar erkent men dat de Deense bevolking problemen heeft met immigranten. Er wordt actief gewerkt aan integratie. Duidelijk wordt gemaakt dat als er op school islamitische kinderen zitten, de ouders daarvan niet het recht hebben te eisen dat varkensvlees niet meer op het menu mag staan. Dat is niet aan hen. Maar dat hun kinderen het natuurlijk niet hoeven te eten. Dat de overheid bespreekbaar maakt dat mensen uit andere landen welkom zijn, maar dat het niet zo is dat het gastland zich dan moet aanpassen aan hun gewoonten en wetten. Dat er van gasten in een land verwacht mag worden dat zij de gewoontes daar respecteren. Dat doen wij Nederlanders in Frankrijk of waar ook ter wereld toch ook? En zo niet, dan krijgen we toch straf? 
Als er nou eerst eens een politieke partij kwam die daadwerkelijk erkent dat mensen nu eenmaal zo in elkaar steken. Ik bedoel maar, zelfs op zeven kilometer heb je al een cultuurverschil. Ook binnenslands.

Wij drinken in Frankrijk ’s ochtends onze thee niet uit een bol maar uit een theeglas en eten nog steeds ’s avonds onze hoofmaaltijd, behalve als we op visite zijn. Wij doen ons best Frans te spreken en we houden (meestal) onze mond als we dingen zien of horen die toch echt wel bestempeld kunnen worden als ‘typisch Frans’. Ik vraag me wel eens af, hoe dat zou zijn als Fransen opeens massaal naar Nederland uit zouden wijken. Eén ding: het zou de verkoop van bols érg bevorderen. Want integreren is niet iedereen gegeven. 
























Een jaar op proef

Een jaar in Normandië -slot-

Weer terug in La Noblet na bijna zes weken Nederland voelt als thuiskomen. Net zoals het voelt als we in Nederland in ons Bak...