Vanmorgen deed ik mijn ogen open en zag dat het plafond
overdekt was met zwarte rondjes, een paar millimeter groot. Ik knipperde eens
flink met m’n ogen maar ze zaten er nog steeds. Bij nader onderzoek (zo handig
een bioloog in huis te hebben) bleek het om de invasieve soortgenoot van ons
eigen ‘Bête de bon dieu’ te gaan, het
Japanse lieveheersbeestje. Wel in piepkleine uitvoering, wat bemoedigend is:
kevertjes zijn altijd in één keer klaar, groeien niet meer en als ze zo klein
blijven is hun einde in het verkeerde werelddeel nabij en dan kunnen die van
ons de boel weer overnemen.
Want wat hebben we veel beestjes. Enorme (kelder)spinnen,
vliegen, bijen en wespen in allerlei soorten en maten, prachtige
kolibrivlinders, vlinders in het algemeen. En tipuliden. In deze tijd van het
jaar kruipen die gammele grote muggen, die eigenlijk nergens anders toe dienen
dan er gewoon te zijn, uit de grond. Ik heb een enorme hekel aan die stakerige
griezels met hun onuitstaanbaar mooie naam. Ze houden er erg van in huis te
zijn, dus trek je de gordijnen dicht, dan fladderen er gelijk drie, vier, uit.
Echt een beetje fatsoenlijk vliegen kunnen ze niet. Ze gaan bij voorkeur aan het plafond hangen,
zodat ze zich zodra jij het licht uitdoet kunnen laten vallen en in je nek en
in je neus kruipen. In hun ondergrondse larvenstadium zijn ze ook nog eens een
behoorlijke pest, want ze eten graswortels en kunnen je hele gazonnetje naar de
knoppen helpen. Eenmaal veranderd in mug, is de langpoter alleen maar aanwezig
om zich voort te planten en als vleermuizenvoer te dienen. Maar ja. In het
kader van All things bright and beautiful
gedogen hem. Hij is er maar even, maar dit jaar wel in groten getale.
Ook grappig is dat wij een soort pratend luik hebben. Er
zitten één of twee vleermuizen achter en die maken vreemde, krakende geluiden,
soms in grote opwinding. Ik doe het luik maar niet open (of dicht, het is maar
hoe je het bekijkt). We hebben ook ergens een slang en ooit waren er
hagedissen, maar die hebben we al jaren niet meer rond het huis gezien. Als er
geen vee is lopen er reeën en er zijn wilde zwijnen: eentje kwam eens voorbij
gedaverd, er werd vast jacht op hem gemaakt en aangezien er op B(r)oers land
niet gejaagd mag worden, vond hij hier een veilig heenkomen. Dit jaar was er
voor het eerst een fazantenfamilie met zeker zes grootgebrachte jongen. Waarschijnlijk
een paartje gevormd door overlevers van de uitgezette fazanten voor de jacht.
Inmiddels hebben we dertien eikelmuizen gevangen in de
vangkooi (gemiddeld om de dag één) en gisteren liep er opeens eentje in de tuin.
Hij had het kenmerkende laconieke van ‘wie doet me wat’ over zich, kuierde wat
door het gras, kroop door het gaas, klom als een eekhoorntje in een conifeer en
werd toen gegrepen door onze Hollandse Smous Ronja. Onmiddellijk ontstond er
een strijd op leven en dood tussen D., de hond en de muis. Ronja peinsde er
niet over zich haar prooi te laten ontfutselen, D peinsde er niet over om een
van zijn geliefde muizen door de hond te laten afslachten en brulde ‘Laat Los’,
de muis piepte zo hard als hij kon, wat zo allemaal bij elkaar toch wel een
bijzonder tafereel opleverde. Tenslotte won D., zoals het hoort, de hond diep beledigd
achterlatend. De muis zat nog een tijdje geschokt na te piepen in het
struikgewas en toen werd het
stil. Hoe dan ook, ze gaan al bijna in winterslaap om dan pas
begin april weer wakker te worden. Er hebben zich vast al een paar in het
steenwol genesteld, want de laatste dagen blijft de camembert in de vangkooi
onaangeroerd. Alle elektrakabel op zolder is afgedekt met muizengaas en er zijn
gaten in de vloeren gedicht met cement. Kosten noch moeite zijn gespaard de muizen
buitenshuis te houden. Maar als het gaat
over man en muis, dan weet ik wel wie de uiteindelijke winnaar is. En dat geldt
eigenlijk voor alle beestjes. Daarom kunnen we ze toch maar beter te vriend
houden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten