Op zondagochtend lopen we al voor half tien door een
uitgestorven Lille. Niet bepaald ‘a city
that never sleeps,’ wel een stad die ons al bij aankomst op vrijdagmiddag
heeft omarmd en voor zich heeft ingenomen.
We hebben er al heel wat kilometers slenteren en wandelen op
zitten, sinds vrijdagmiddag. Op een straathoek staan drie dertigers een stevig
gesprek te voeren. We vangen één zin op, omdat die met overtuiging en
overredingskracht wordt uitgesproken: ‘L’importance,
c’est dans le détail’. We kijken om ons heen. Deze zin ‘het
allerbelangrijkst zit ‘m in de details,’ zegt eigenlijk precies waar het hier
in Lille – en eigenlijk overal - om draait. De tegelplateautjes op de gevels
die verder geen enkel doel dienen dan een gebouw op te leuken, de
voetenschraper bij de ingang van een woonhuis, het bladgouden fliepeltje op het
kunstzinnige gebak bij Meert, de perfect afgewerkte hotelkamer, de fraai
gerestaureerde gebouwen op de grote schone pleinen, de brede grijns van
herkenning op het gezicht van de ober in wiens etablissement we voor de tweede
keer komen eten. Het is echt een stad die zichzelf na jarenlang verval opnieuw
heeft uitgevonden en dat met verve voortzet. Bijzonder is dat nagenoeg het hele
centrum ook voor gemotoriseerd verkeer toegankelijk is maar de voetganger
altijd voorrang heeft. En ook probleemloos krijgt!
Met de tram reizen we de volgende dag naar Roubaix. Ook hier
prachtige woonhuizen, een fraai park en maar liefst vier bloemetjes in het
kader van de Ville Fleurie voor de stad. Op zoek naar ‘La Piscine’ lopen we
waarschijnlijk wel weer een paar kilometer om, want de in Ch’ti frans
uitgeduide route van een metrobeambte hebben we niet zo goed begrepen, maar dat
is helemaal niet erg, de zon schijnt, ook hier is moois te zien. We staan een
tijdje in de rij voor het museum dat onlangs weer is heropend na een
verbouwing. In een voormalig zwembad etaleert Roubaix zichzelf, zijn
kunstenaars maar ook vele anderen en toont mode en stoffen uit het rijke
verleden van de stad. Nog steeds is het zwembad gevuld met water en kun je door
de kleedhokjes wandelen. Er zijn opstellingen met lades die je kunt openmaken
en waar je aan de inhoud ervan mag voelen. Bij de entree stagneert het nogal
omdat er bij de garderobe ook ipads en audioguides worden uitgegeven en weer
ingenomen en het is een beetje teveel voor het aanwezige personeel: als wij na
twee-en-half uur uitgekeken zijn staat er een rij tot buiten het museumterrein.
We lopen naar het fraaie station en keren met de bestuurdersloze metro terug in
Lille.
Daar ontmoeten we twee van mijn nichtjes in weer zo’n
gezellig etablissement. In de Rue Esquermoise bevinden zich talloze speciaalzaken
met vooral veel chocolat en taartjes,
in Vieux Lille is het verder goed toeven in de Rue de Gand met talloze restaurants, waar onder het no nonsense restaurant La Connivence met
stevige lokale kost zoals Welsh: een ovenschaaltje met mosterd besmeerd
witbrood, daaroverheen een plak ham, dan een laag cheddar óf Maroilles en tot
slot een gebakken ei. Met home made frites erbij is dat een maaltijd die je
jezelf best mag gunnen na een dag wandelen!
Natuurlijk heeft ook een stad als Lille te kampen met mensen
die langs de zelfkant naar beneden glijden. Als ik op zondagmiddag zit te
wachten op mijn trein vanaf station Lille Flandres danst een strak in het pak
zittende man ‘hakuna matata’ zingend door de wachtende reizigers. Als de
spoorwegbewaking ingrijpt gaat hij de politie bellen. In de stad zelf zijn veel
bedelaars, ook hele jonge. Dat schijnt nu eenmaal onontkoombaar. Ze horen bij het stadsleven, net als de grote betonblokken die de toegang tot kwetsbare delen van de
stad beschermen.
foto Diana
Als we tot slot en besluit op de markt in Wazemmes met leuke
jurkjes voor weinig terugkomen is dat natuurlijk helemaal top. We hebben een
eigenlijk onverwacht fantastisch weekend achter de rug. Goed weer was zeker een
belangrijke factor, maar deze keer niet de belangrijkste. Lille, au revoir!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten